Om
één uur ’s nachts landt onze charter in de militaire luchthaven van Tindouf.
Terwijl ik de trappen van het vliegtuig afstap, zoek ik spontaan mijn camera om
een foto van het uitzicht en de vliegtuigen te nemen. “Stop! Je weet toch dat
het hier streng verboden is om te fotograferen, je wordt gearresteerd als je
foto’s neemt!” roept één van de begeleiders me geïrriteerd toe. Al een
misser van formaat om mijn reis mee te beginnen.
Na
de langdurige paspoortcontrole (Arabisch lijkt immers niet erg op Nederlands en
dan duurt een reispascontrole wel erg lang) krijgen we onze bagage en kunnen we
een bus instappen. De bus mist een raam en heeft een discolook, dit is
waarschijnlijk te wijten aan het feit dat ze nog van de jaren ‘70 afstamt.
Na
een busrit van 1 uur komen we uitgeteld in het dorpje Smara aan. In een grote
gebedszaal zit een groep gesluierde vrouwen op ons te wachten. Het blijken de
moeders van de gastgezinnen te zijn waarin we deze week verblijven. We worden
verdeeld in groepen van 4 of 5 personen. Ik zit in een groep met enkele oude
schoolvriendinnen, dus dat belooft leuk te worden. Onze gastvrouw begeleidt ons
in volkomen duisternis door het kamp naar haar huis. We zijn verbaasd dat er
hier überhaupt al huisjes zijn, al zijn ze dan primitief opgetrokken uit klei.
De
vader van het gezin verwelkomt ons en probeert Spaans met ons te praten. Als ik
had geweten dat ze naast het Arabisch ook Spaans praten had ik zeker een boekje
meegebracht. Niemand van ons kent ook maar een woord Spaans dus we zijn
aangewezen op gebarentaal. De vader, die Achmed heet, serveert op traditionele
wijze mierzoete thee voor ons en daarna gaan we slapen.
|